Hoe kan de docent zijn autonomie vergroten en weer een volledige onderwijsprofessional worden? Hoe lukt dat in een omgeving die wordt gekenmerkt door datahonger van de leerlingvolgsystemen, de dashboards van managers en de Excel spreadsheets met stoplichten? Die meetindustrie heeft het onderwijs te danken aan de opvatting dat we door veel meten grip kunnen krijgen op het leerproces van leerlingen. Waar komt dat vandaan? Wat voor school wil onze samenleving? Maar misschien is een andere vraag wel belangrijker; wat voor samenleving heeft de school nodig?
Veel teamleiders bespreken binnen de geschetste context het functioneren van hun docenten aan de hand van die genoemde meetinstrumenten, spreadsheets en dashboards. Wat is er in deze ontwikkeling gebeurd met de autonome docent?
In deze lezing neemt Erik Harinck de docenten mee in de geschiedenis van het onderwijs vanuit het perspectief van het klassieke professionalisme en laat hij zien hoe het vak zijn status en vooral schoonheid heeft verloren door ontwikkelingen zoals schaalvergroting, micromanagement en de opvatting dat wat bewezen is als didactisch effectieve werkwijze, ook moet worden toegepast in de setting van de school en het klaslokaal. Die opvatting heeft post gevat in een samenleving die school beschouwd als een route naar succes. Maar zijn we dan vergeten wat de bedoeling van onderwijs is?
In het tweede deel van de lezing schetst hij een toekomstperspectief waarin de docent zijn autonomie herwint. Wat voor school hoort daarbij en wat voor samenleving? Welke stappen zijn daarvoor nodig? Autonomie kan niet bestaan zonder verantwoording en consultatie. Hoe kunnen die worden vormgegeven?